Het probleem met tak 21...
oktober 2020
Gepensioneerden hebben een aanvullend pensioen nodig om hun koopkracht en een schappelijk levensniveau te behouden. Aangezien aanvullende pensioenen gebaseerd zijn op kapitalisatie (de premies worden in de loop van de professionele loopbaan gestort en gekapitaliseerd), is het rendement dat op de gestorte premies verkregen wordt, van cruciaal belang.
Werkgevers hebben de voorbije jaren vooral de voorkeur gegeven aan de tak 21 voor de financiering van hun aanvullende pensioenen. In de tak 21 waarborgt de verzekeraar jaarlijks een bepaald rendement, waar een eventuele winstdeelname kan bijkomen. Een voordeel van de tak 21 is de relatieve voorspelbaarheid, die alleen mogelijk is door de premies grotendeels te investeren in kwalitatieve, veilige beleggingen op lange termijn (bv. obligaties). Vroeger waren de beleggingen binnen de tak 21 evenwichtig verdeeld over verschillende soorten activa, zoals aandelen, obligaties, vastgoed enz. De financiële crisis van 2008 leidde echter tot drastische maatregelen – denk maar aan Solvency II – die verzekeraars in de tak 21 er tegenwoordig toe dwingen vooral in obligaties te beleggen.
Evolutie van de obligatierendementen
|
|
Als we de evolutie van de obligatierendementen in de afgelopen decennia bekijken, zien we dat deze voortdurend gezakt zijn: van 9% in 1990 tot 4% in 2000, met de laatste jaren nog lagere cijfers. Op 1 september 2020 bedroeg de rente van de Belgische OLO’s op 10 jaar -0,12%, terwijl dat op 10 augustus -0,26% was. Het gemiddelde van de afgelopen twee jaar is 0,20%. Om die evolutie wat concreter te maken, kunnen we stellen dat we met het rendement van één jaar op een vergelijkbaar belegd kapitaal van ongeveer 70.000 euro in 1990 nog een mooie scooter konden kopen, in 2000 een elektrische fiets en de laatste jaren amper de bijbehorende helm.
|
In 1990 kon men met een rendement van 9% de inbreng op 9 jaar tijd verdubbelen. Met een rendement van 0,20% zou dat vandaag maar liefst 350 jaar duren.
Die lage obligatierendementen zetten de verzekeraars onder druk, aangezien zij een gewaarborgd rendement moeten bieden.
Rendement in 2020
Begin 2020 waarborgt geen enkele verzekeringsmaatschappij in de tak 21 een gemiddeld rendement dat boven de 0,25% uitkomt. Drie belangrijke marktspelers hebben zelfs de psychologische drempel van 0% bereikt, waarmee ze duidelijk maken dat ze geen nieuwe verzekeringen in de tak 21 willen aanbieden. Slechts één belangrijke speler promoot vandaag nog openlijk een groepsverzekering in de tak 21.
Zakt de rente in de tak 21 binnenkort onder nul? Het is een vraag die zich opdringt. Juridisch gezien lijkt het alvast niet onmogelijk... Voor werkgevers met een groepsverzekering in de tak 21 met een gewaarborgd rendement van bijna 0%, is het reële rendement reeds negatief wegens de beheerskosten: de betaling van een premie zal voor de werknemer altijd minder opbrengen dan de initiële investering, ongeacht wanneer de pensioenrechten worden uitgekeerd. En dat terwijl in 2019 de gemiddelde inflatie in België 1,50% bedroeg!
De werknemers behouden echter het recht op de wettelijke garantie van een minimumrendement dat vandaag is vastgesteld op 1,75% (0% voor ‘slapende’ rekeningen). De werkgever moet eventuele tekorten bijpassen.
We kunnen ons afvragen of het nog zin heeft om een financieringsinstrument zonder transparantie en met heel weinig potentieel en een gewisse onderfinanciering aan te houden.
Hoe kunnen we een hoger rendement verkrijgen? Er zijn twee mogelijkheden, die meer risico inhouden maar ook betere potentiële rendementen: de tak 23 en het pensioenfonds.
Rendement in tak 23
|
|
In de tak 23 is het moeilijk in te schatten welk rendement mogelijk is in de twee pijler. De rendementen die zijn toegekend door de Belgische pensioenfondsen kennen we daarentegen wel: een nominale cumulatieve rente van 6,46% in de periode van 1985 tot 2019, met aanzienlijke gemiddelde rentetarieven, maar ook een sterke volatiliteit. Hoewel in sommige jaren zeer hoge rendementen behaald zijn, kunnen ze ook negatief zijn. Ondanks de volatiliteit blijft deze piste aantrekkelijk in het licht van het extreem lage gewaarborgde rendement van de tak 21. We mogen immers niet vergeten dat pensioenen op lange termijn worden gefinancierd.
|
Invloed van de pandemie
In volle COVID-19-crisis blijft de kwestie relevant. De pandemie heeft nog maar eens aangetoond dat zelfs een bruuske daling de verwachtingen op lange termijn van de tweede pijler niet noodzakelijk in het gedrang brengt. In maart kreeg de paniek de bovenhand op de beurzen, maar enkele maanden later staan ze hoger dan aan het begin van het jaar. Pensioenpremies worden op maandbasis belegd en hebben het voordeel dat ze niet gevoelig zijn voor paniekverkoop. Verzekeraars en pensioenfondsbeheerders moeten hun strategie regelmatig bijsturen en hun portefeuille aanpassen, maar daarbij mogen ze nooit de visie en doelstellingen op lange termijn uit het oog verliezen.
Aon heeft veel ervaring met pensioenfondsen en is daarom de uitgelezen partner om het probleem te analyseren en suggesties te doen voor de optimale financiering van uw pensioenplannen.
Als u vragen heeft of meer informatie wenst, staan we uiteraard tot uw dienst.