Nederlands | Français Belgium

Waardering van plannen met vaste bijdragen in IAS 19

 

 

Newsletter Update@work | nr 2 | 2017

 

Hybride karakter van plannen met vaste bijdragen
Revisoren waren het een tijdje niet eens over het al dan niet van toepassing zijn van de IAS-regels voor Belgische plannen met vaste bijdragen. De Belgische vaste bijdrageplannen hebben een hybride karakter en zijn niet eenvoudig te kaderen in de internationale boekhoudkundige regels IAS 19. Omdat de werkgever bijkomende stortingen moet doen indien de rendementen niet volstaan om te voldoen aan de door de “Wet op de Aanvullende Pensioenen” opgelegde minimumgarantie, worden deze onder IAS 19 beschouwd als defined benefit-plannen. Hierover is onder revisoren nu consensus.

Wet van 18 december 2015
Vóór de wet van 18 december 2015 moest de werkgever in het kader van artikel 24 van de “Wet op de aanvullende pensioenen” een minimumrendement van 3,25% op de werkgeverspremies gestort in een vaste bijdrageplan garanderen, en 3,75% op de werknemerspremies. Bij wijziging van de rentevoeten werden vóór de Wet van 18 december 2015 de nieuwe rentevoeten van toepassing op de nieuwe stortingen, maar ook op de opgebouwde reserves. In de nieuwe wetgeving wordt hiernaar gerefereerd als de verticale benadering.

De wet van 18 december 2015 heeft het artikel 24 aanzienlijk gewijzigd. Door toepassing van de nieuwe wet bedraagt de door de inrichter te garanderen rentevoet nu 1,75%.

Bij wijziging van de rentevoet zijn er twee methodes die mogelijk toepassing vinden en die afhankelijk zijn van de onderliggende garanties op de contracten, tenzij een andere keuze wordt vermeld in het reglement:

  • De horizontale benadering wordt toegepast indien de pensioenverplichting wordt afgedekt door een pensioeninstelling die een resultaat garandeert, de zogenaamde Tak 21. In dit geval blijft de oude interestvoet op de bestaande reserve op het moment van wijziging behouden.
  • De verticale benadering wordt in de andere gevallen gebruikt, met name Tak 23 en pensioenfondsen. Deze methode functioneert als een spaarboekje. Een nieuwe rentevoet is van toepassing op de totale opgebouwde reserve.

 

Belangrijke minimumrendementsverplichting voor de werkgever
De toevoeging van de horizontale benadering door de nieuwe wet maakt dat de werkgever een belangrijke minimumrendementsverplichting heeft tot aan de pensioenleeftijd van elke aangeslotene. Op 1 januari 2016 bedroegen deze respectievelijk 3,25% en 3,75% van de opgebouwde reserve terwijl de meeste verzekeraars een rendement (winstdeelname inbegrepen) in tak 21 bieden dat aanzienlijk lager ligt.

De meerderheid van de geconsulteerde partijen zijn het, zeker na de nieuwe wetgeving, eens dat een actuariële methode dient toegepast te worden die aansluit bij de IAS-methodiek. Nochtans bestaan er nog verschillende versies rond de effectieve uitwerking van de methode. De visie is afhankelijk van uw revisor. In ieder geval zullen de meeste revisoren geïnteresseerd zijn in de materialiteit van de vaste bijdrageplannen.

Conclusie
Er is eensgezindheid rond de Belgische vaste bijdrageplannen om die onder IAS 19 als defined benefit-regelingen te kwalificeren. Dit zorgt er ook voor dat geconsolideerde provisies aangelegd moeten worden. De revisor zal vragen om deze provisies en kosten te berekenen en de materialiteit beoordelen. Om verrassingen te vermijden is het aan te raden om tijdig contact op te nemen met uw revisor.