Nederlands | Français Belgium

Harmonisering statuut arbeider – bediende: stand van zaken 2016

 

 

Newsletter Update@work | nr 3 | 2016

 

Harmonisering statuur arbeider - bediende
In de WAP (i.e. Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen) werden een aantal artikelen (artikelen 14/1 tot 14/4) ingevoegd met het oog op de harmonisering van de statuten werklieden-bedienden inzake aanvullende pensioenen (aanvulling gebeurd via de Wet van 5 mei 2014). Deze wet legt de verplichting op om ten laatste vanaf 1 januari 2025 een einde te maken aan het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden op het vlak van de aanvullende pensioenen. In dit harmoniseringsproces kent de WAP een belangrijke rol toe aan de sectorale sociale partners. Deze staan voor grote uitdagingen. De WAP bepaalt immers dat de paritaire comités die bevoegd zijn voor dezelfde beroepscategorieën of voor dezelfde ondernemingsactiviteiten de onderhandelingen moeten opstarten met het oog op het afsluiten van protocolakkoorden. Deze protocolakkoorden moeten tegen uiterlijk 1 januari 2023 leiden tot één of meerdere sectorale cao’s waarbij een geharmoniseerd pensioenstelsel voor de gehele sector wordt ingevoerd. Dit stelsel moet ten laatste op 1 januari 2025 de verschillen tussen arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen doen verdwijnen.

De paritaire comités hebben een rapporteringsverplichting aan de Nationale arbeidsraad (NAR)
Op basis van deze verslagen dient de NAR tegen respectievelijk 1 juli 2016, 1 juli 2018 en 1 juli 2020 een evaluatie te maken van de vooruitgang op sectoraal niveau over de opheffing van het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden aangaande aanvullende pensioenen. Deze evaluaties worden aan de ministers van Werk en Pensioenen bezorgd.

Sectorale onderhandelingen: voornaamste hindernissen
De sectorale onderhandelingen lopen niet altijd van een leien dakje. Welke zijn de belangrijkste hindernissen?

  • De paritaire comités arbeiders en bedienden zijn niet altijd een symmetrische afspiegeling, het paritaire comité arbeiders moet dan zijn spiegelcomité zoeken en vinden.
  • Voor een aantal paritaire comités is het onduidelijk met wie samengewerkt moet worden in het harmoniseringsproces (i.e. er is niet altijd een eenvormige tegenhanger qua comité voor de arbeiders of bedienden in de desbetreffende sector).
  • Ondernemingen met “opting-up” waardoor sectorale verhoging bijdrage arbeiders (of bedienden) groter is dan voor bedienden (of arbeiders).
  • Wezenlijke verschilpunten tussen pensioenreglementen arbeiders en bediende.
  • Bij sommige paritaire comités, geen sectorale initiatieven inzake aanvullende pensioenen: hoe samenwerken met P.C. dat geen plan heeft?
  • Vragen i.v.m. de “stand-still” verplichting opgenomen in de WAP: pensioenstelsels die bestaan op 1/01/2015, maar ook nieuwe stelsels na deze datum, mogen in principe na deze datum geen nieuw verschil in behandeling invoeren dat berust op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden tenzij het bedoeld is om een bestaand verschil op te heffen.
  • Zolang er geen sectoraal pensioenplan voor de bedienden wordt ingevoerd, geen verbetering van pensioenplan arbeiders mogelijk.

De werkgevers
De wetgever voorziet niet alleen werkzaamheden voor de sectoren, hij voorziet ook dat de ondernemingen (individuele werkgevers) in deze materie niet passief aan de zijlijn kunnen blijven staan.

Individuele werkgevers dienen zich volgens de wet immers steeds in te schrijven in een harmoniseringstraject om ervoor te zorgen dat de bestaande verschillen tussen arbeiders en bedienden ten laatste op 1 januari 2025 verdwenen zijn (althans voor nieuwe aansluitingen vanaf die datum).

Om aan te tonen dat men zich in een traject heeft ingeschreven, kan de werkgever verwijzen naar inlichtingen die hij gevraagd heeft aan of verkregen heeft van ‘zijn’ pensioeninstelling(en). Hij kan eveneens verwijzen naar de consultaties die hij ter zake gehad heeft met de overlegorganen binnen de onderneming, naar contacten met zijn makelaar, naar aan zijn consultant gevraagde kostensimulaties of naar een opgesteld overzicht van mogelijke oplossingen. Deze voorbeelden zijn niet exhaustief.

De werkgever moet ook nog steeds rekening houden met de ontwikkelingen op het sectorale niveau. De verantwoordelijkheid voor het opheffen van de verschillen is namelijk verdeeld tussen de werkgevers en de sectoren.

Conclusies
De NAR blijft bereid om samen met de beleidscel Minister van Pensioenen en de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen hulp te verlenen aan de sectoren in het harmoniseringsproces, maar we kunnen niet ontkennen dat het bezorgen van de verslagen door de paritaire comités aan de NAR traag verloopt.

Sectoren moeten aangespoord worden om initiatief te nemen i.p.v. een afwachtende houding aan te nemen en dit vóór de deadline van 1/01/2023 (protocolakkoorden). Dikwijls wordt het “watervalprincipe” gehanteerd, zijnde ondernemingen wachten op wat de sector doet alvorens initiatief te nemen.

Het nemen van een afwachtende houding heeft als nadeel dat ondernemingen slechts 2 jaar de tijd zullen hebben om te harmoniseren, namelijk de tijdspanne tussen de protocolakkoorden sectoren 1/01/2023 en deadline harmonisatie ondernemingen 1/01/2025.

 

Mocht u vragen hebben bij het wettelijk verplichte harmoniseringstraject, kunt u steeds contact opnemen met uw Aon-consultant.

Rechtsbron: De Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen.