Wetsontwerp aanvullend pensioen voor zelfstandigen neergelegd in de Kamer
Het wetsontwerp inzake aanvullend pensioen voor zelfstandigen zonder vennootschap werd op 19 januari 2018 ingediend in de Kamer.
Dit wetsontwerp moet toelaten aan zelfstandigen actief als natuurlijk persoon, aan meewerkende echtgenoten en aan zelfstandige helpers om een bijkomend aanvullend pensioen op te bouwen als aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden.
Het wetsontwerp heeft aldus een dubbel doel:
- de veralgemening van de tweede pensioenpijler, zodat zelfstandigen die actief zijn als natuurlijk persoon een aanvullend pensioen kunnen opbouwen (bovenop het VAPZ, zoals dit voor bedrijfsleiders al langer kan);
- een hervorming van de adviesstructuren inzake de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen.
Bestaande regeling
Vandaag kan een zelfstandige die actief is als natuurlijk persoon (waaronder ook zelfstandigen in een vrij beroep zonder vennootschap), als meewerkende echtgenoot of als helper namelijk enkel een aanvullend pensioen opbouwen binnen bepaalde grenzen (het zogenaamde Vrij Aanvullend Pensioen Zelfstandige « VAPZ », vastgelegd door de Wet Aanvullend Pensioen Zelfstandige).
Dit in tegenstelling tot een bezoldigd bedrijfsleider. Voor deze categorie is het immers al reeds vele jaren mogelijk om te genieten van een aanvullende pensioentoezegging, dewelke wordt afgesloten door de rechtspersoon waarvan men bezoldigd bedrijfsleider is.
Nieuwe regeling
In de nieuwe regeling zal het steeds de zelfstandige zelf zijn die de pensioenovereenkomst afsluit bij een pensioeninstelling. Toch zal een zelfstandig bedrijfsleider ook nog een pensioenovereenkomst kunnen afsluiten, onder voorwaarde dat hij, bovenop zijn bezoldiging als bedrijfsleider, ook nog winsten of baten verkrijgt.
Het fiscale plaatje
Dit kan als volgt worden samengevat:
- de bijdragen voor het aanvullend pensioen komen in aanmerking voor een (federale) belastingvermindering tegen het tarief van 30 procent;
- het bedrag van de bijdragen dat in aanmerking komt voor de belastingvermindering wordt bepaald in functie van een aangepaste 80 procent-regel;
- de uitkeringen vanaf de vroegst mogelijke pensioenleeftijd of naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene worden in de inkomstenbelasting belast aan het tarief van 10 procent;
- de bijdragen en premies zijn onderworpen aan de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen tegen het tarief van 4,4 procent.
Verder verloop?
Dit wetsontwerp moet nu nog zijn verdere parlementaire verloop kennen en dient dus nog gestemd te worden alvorens de regeling definitief wordt.
De regeling zou dan in werking treden 3 maanden na de publicatie van de goedgekeurde wet in het Belgisch Staatsblad.
Het valt ook af te wachten of de aangepaste 80 procent-regel de regering zal aanzetten om deze regel ook meer algemeen te gaan herbekijken.