Nederlands | Français Belgium

De 7 belangrijkste conclusies van de Pension Survey 2018

 
 

1. De democratisering van de 2de pijler geambieerd door Minister Vandenbroucke bij de publicatie van de WAP (Wet betreffende Aanvullende Pensioenen) dd. 2003 is ongetwijfeld versterkt.
Het aantal ondernemingen dat een pensioenplan voorziet voor zijn arbeiders, is de laatste jaren zeer sterk toegenomen, en dit in grote mate dankzij de sectorplannen. Hun aantal is meer dan verdrievoudigd sinds de invoering van de WAP, maar de gemiddelde bijdrage van deze stelsels blijft laag.

2. Het Belgisch wettelijk pensioen staat onder druk en is één van de zwakste van Europa. De tweede pijler is dus een absolute must!
De vervangingsgraad van het bruto wettelijk pensioen bedraagt voor een kaderlid 36%. Netto is dit 52%, hetzij bijna de helft van het inkomen op de vooravond van de pensionering.

Op basis van realistische hypotheses kan een gemiddeld aanvullend pensioen tijdens de volledige loopbaan dit percentage verhogen tot 71% op 65 jaar.

3. Het eenheidsstatuut bediende-arbeider is moeilijk te implementeren op het gebied van aanvullende pensioenen.  Op globaal niveau stellen wij een evenwicht vast!
Door het wettelijk pensioenplafond van de salarissen, toegepast door de sociale zekerheid, kunnen we stellen dat de vervangingsgraad bij pensionering van arbeiders belangrijker is dan deze bij bedienden. Zoals de naam aangeeft, vult het aanvullend pensioen dit wettelijk stelsel aan en herstelt deze enigszins het evenwicht. Afzonderlijk gezien, zijn er duidelijk verschillen tussen bediende en arbeider … en het is dit verschil dat wordt aangekaart in het kader van de harmonisatie van de statuten.

4. De pensioenplannen veranderen van sociale doelstelling naar uitgesteld loon.
Ondernemingen blijven hun pensioenplannen wijzigen, niet in het minst door om te schakelen van te bereiken doel plannen naar vaste lasten plannen, die nu meer dan vier op vijf van de pensioenplannen uitmaken. Goed één decennium geleden was dat net omgekeerd.

5. De dalende financiële markten doen de vrijgevigheid van de pensioenplannen afnemen.
Doordat vandaag een groot aantal plannen, vaste lasten plannen zijn, is hun “vrijgevigheid” onmiddellijk verbonden aan de verkregen financiële rendementen. Aangezien 82% van de pensioenplannen geïnvesteerd worden in Tak 21, betekent dit dat zij de impact voelen van de dalende interestvoeten van de Belgische verzekeraars.

6. Sinds 2014 zijn de pensioenkapitalen op het einde van de volledige loopbaan sterk gedaald voor de kaderleden, licht gedaald voor de bedienden en zeer licht gedaald voor de arbeiders.
De pensioenplannen drukken vaak het pensioenvoordeel uit onder de vorm van een kapitaal op 65 jaar. Op het einde van een volledige loopbaan, krijgt het kaderlid in het mediaanplan ongeveer 3 jaarsalarissen, de bediende 2,5 jaarsalarissen en de arbeider bijna 2 jaarsalarissen.

Deze niveaus zijn aanzienlijk gedaald voor het kaderlid en licht gedaald voor de bediende, en dit terwijl de levensverwachting blijft toenemen. Studies tonen aan dat er een correlatie bestaat tussen het onderwijsniveau en de levensverwachting. De pensioenplannen lijken hier tegen de stroom op te varen …

7. De sectoren tonen verschillen wat betreft de aanvullende pensioenen.
De studie van de mediaanplannen per sector laat ons toe deze in stijgende lijn weer te geven voor wat betreft de pensioenen.

In tegenstelling tot het gezegde “De schoenmaker draagt vaak de slechtste schoenen”, bieden de sectoren “Bank & Financiën” en “Verzekeringen” de beste ondernemingspensioenen.