Wordt dispensatie inderdaad onaantrekkelijk in het nieuwe stelsel?
Op 9 juni 2022 verscheen een artikel in PensioenPro over dispensatie van verplichtgestelde pensioenregelingen bij Bedrijfstakpensioenfondsen (BPF). Wij zijn het niet eens met de stelling dat onder de Wet toekomst pensioenen (Wtp) een dispensatie niet langer aantrekkelijk is voor werkgevers.
Meerdere redenen om te kiezen voor dispensatie
Bij de keuze voor dispensatie spelen niet alleen financiële argumenten een rol, maar ook andere factoren. Bijvoorbeeld invloed houden op de pensioenregeling, keuzemogelijkheden voor medewerkers, shoprecht, etc. Daarnaast geldt de werkingssfeer soms maar voor een deel van de medewerkers. Eén pensioenregeling voor alle medewerkers heeft dan de voorkeur.
Nog steeds een financieel voordeel
Wij zijn het ermee eens dat het financiële voordeel van vrijstelling onder de Wtp kan afnemen, omdat het BPF ook een premieregeling heeft. Echter, werkgevers die gedispenseerd zijn hebben vaak een premieovereenkomst volgens het flexibele contract, terwijl de BPF-en naar verwachting kiezen voor een solidair contract. Daardoor ontstaat een substantieel verschil in premielast en op te bouwen pensioenen.
Een vergelijking tussen de premieregeling van de werkgever (lees: flexibel contract) en de premieregeling van het BPF (lees: solidair contract) kan dus nog steeds in het voordeel van het flexibele contract uitvallen, maar wordt wel lastiger te bepalen. De samenstelling van het personeelsbestand heeft gevolgen voor de impact die de toedeling van overrendementen naar leeftijdsgroepen heeft, maar ook voor de afdekking van beschermingsrendement tegen renterisico bij het BPF.
Ook de manier waarop gecompenseerd wordt, is van invloed. Als de werkgever bijvoorbeeld gebruikmaakt van het overgangsrecht met een oplopende premie voor ouderen, kan de pensioenopbouw voor de (oudere) werknemers beduidend hoger zijn dan bij een BPF. Als de dispensatie vervalt, verliest deze groep deelnemers de hogere premie-inleg en krijgt ook geen compensatie vanuit invaren. Dat kan het nog op te bouwen pensioen met 10 tot 20% verlagen. Voortzetting van de dispensatie is dus gewenst. Wij pleiten daarom voor een verruiming van de mogelijkheden om bestaande dispensaties in stand te laten.
Financieel en actuarieel gelijkwaardig
Om dispensatie te krijgen, moet de pensioenregeling financieel en actuarieel gelijkwaardig zijn. De regels hiervoor zijn niet aangepast. Het is nu onduidelijk hoe we moeten omgaan met het verschil in reserves en het kostenverhogende motto ‘geen premie, wel recht’ bij BPF’en. Verder is het verplicht om op het overgangsmoment van het BPF te voldoen aan de voorwaarden voor dispensatie. De huidige rekenregels kennen veel ruimte voor interpretatie. Wij zouden graag duidelijke voorwaarden zien hoe we moeten omgaan met de nieuwe realiteit vanuit de Wtp.
Waarschijnlijk moet de bruto profijtmethode straks worden gebruikt om actuariële gelijkwaardigheid vast te stellen. Hierbij worden puur de premies vergeleken. Dat geeft een vertekend beeld, want:
- bij een BPF zijn de premies meestal inclusief uitvoeringskosten en risicopremies, terwijl bij een flexibel contract deze kosten apart worden berekend;
- een solidair contract is complexer om uit te voeren, de governance is uitgebreider en er is gebrek aan concurrentie. Hierdoor zijn de kosten bij een BPF naar verwachting hoger;
- een BPF zal solidariteitsbuffers vullen, vaak door vrijval van buffers uit het huidige stelsel. Bij de gedispenseerde regeling mag niet gekeken worden naar het verleden;
- de solidariteit leidt tot herverdeling waarvan vooral uitkeringsgerechtigden profiteren. Een individuele waardeoverdracht wordt hierdoor nadelig.
Wij denken dat een BPF-regeling het best kan worden vergeleken met de regeling van een gedispenseerde werkgever op basis van pensioenuitkomsten. Bijvoorbeeld door uit te gaan van een versimpelde versie van bestaande rekenmethodes voor het jaarlijkse UPO.
Aandacht voor dispensaties
Dispensatie wordt niet per definitie minder aantrekkelijk. De niet-financiële aspecten blijven een belangrijke rol spelen. Daarbij speelt het verschil tussen een solidair en flexibel contract, wat afhankelijk is van de samenstelling van het (eigen) personeelsbestand. Om onder het nieuwe contract op consistente, duidelijke en uniforme wijze de gelijkwaardigheid vast te stellen, zijn regels nodig. Ook compensatie moet hierin meegenomen worden. Wij doen een oproep aan onze Kamerleden om bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen aandacht te hebben voor deze aspecten.
Aon, Wealth Solutions, Jacintha van Bijnen en Jolanda van Rooij