Netherlands

Pensioenfondsen kijken terug op prima resultaten in 2021

 
  • Pensioenfondsen starten 2022 aanzienlijk beter dan 2021
  • Indexatie komt in zicht, roep hierom is groter dan voorheen

Rotterdam, 3 januari 2022– Ondanks dat ook het coronavirus en bijbehorende maatregelen aanhielden, legde 2021 de pensioenfondsen geen windeieren. De indicatieve* gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in 2021 opgelopen van 100% naar 115%. De aandelen deden het per saldo goed. De rente bleef laag, maar steeg de laatste maand behoorlijk. De forse stijging van de rente in december zorgde er grotendeels voor dat de dekkingsgraad in één maand steeg van 111% naar 115%. De versoepeling van de kortingsregeling die in 2021 door minister Koolmees werd mogelijk gemaakt, hebben veel fondsen in het geheel niet meer nodig.

Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risico-, pensioen- en gezondheidsoplossingen, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.

De indicatieve beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2021 van 94% naar 108%. Pensioenkortingen lijken met dit gemiddelde bij vrijwel alle fondsen van de baan. Sterker nog: indexaties komen in zicht.

Goed beleggingsjaar, aandelen presteerden prima

2021 werd volledig gedomineerd door de pandemie. Aanvankelijk zorgden nieuwe ontwikkelde vaccins tegen COVID-19 voor een geleidelijke heropening van de wereldeconomie. Samen met aanhoudende fiscale steunmaatregelen zorgde dit voor een snel en krachtig herstel van de economie. Vervolgens werd de vraag naar producten zo groot dat de tijdens de lockdowns afgeschaalde productiecapaciteit te weinig tijd had om aan deze vraag te voldoen. Hierdoor ontstonden tekorten aan diverse producten zoals chips, grondstoffen, olie, maar ook arbeidskrachten. Dit resulteerde op verschillende markten in flinke prijsstijgingen en dat wakkerde de inflatie tot ongekende hoogte aan, net als speculatie over mogelijke beleidsreacties van de centrale banken. Na enige twijfel of deze inflatie kort of lang zal aanhouden, zullen de Fed en de ECB hun inkoopprogramma’s versneld afbouwen.

Sterke economische groei en inflatie waren van invloed op de renteverwachtingen. De 30-jaars swaprente liep in de eerste helft van het jaar al snel van 0% tot boven de 0,5%, om gedurende de zomer behoorlijk terug te vallen door komst van de deltavariant van het coronavirus. Vervolgens liep de rente toch weer tot bijna 0,5% op per ultimo van het jaar met het oplopen van de inflatieverwachtingen.

De financiële markten deden het dit jaar goed, gesteund door zowel fiscale als monetaire stimuleringsprogramma’s. De aantrekkende economie en de goede resultaten van bedrijven waren de aanjagers van de aandelenmarkten. Aandelen in banken en energiebedrijven profiteerden van de oplopende rente en de grote vraag naar olie.

Regionale verschillen waren groot. Zo behaalden ontwikkelde aandelenmarkten een rendement van circa 31%. Aandelen van opkomende markten, die voor een belangrijk deel in Chinese aandelen beleggen, behaalden slechts 5% rendement vanwege de lagere economische groei van China en het ingrijpen van de Chinese overheid bij grote techbedrijven. De tekorten aan grondstoffen resulteerden in goede resultaten voor beleggingen in commodities. Het heropenen van de economie had in 2021 tevens een positief effect op de aandelen van beursgenoteerd vastgoed.

Op de vastrentende markten behaalden high yield en emerging market debt door de verbeterde kredietwaardigheid positieve rendementen. Dit rendement werd enigszins beperkt door de stijgende rente. De minder risicovolle staatsobligaties behaalden na jaren van lange positieve resultaten nu een negatief rendement.

Swaprente gestegen, verplichtingen gedaald en vermogen licht gedaald in december

De rente steeg behoorlijk in december. Per saldo steeg in een maand tijd de risicovrije rente over de eerste veertig jaar met gemiddeld 21 basispunten. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, kwam uit op 1,5%. Door de rentestijging nam de waarde van de verplichtingen af met ongeveer 4,4%. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de aanpassing van de UFR per 1 januari 2022, die gaat dalen. Als we hierop vooruitblikken, zien we dat de UFR daalt naar 1,45% met een daling van de dekkingsgraad van ruim 1,3% ten opzichte van de stand eind 2021 tot gevolg.

Deze maand profiteerden aandelenbeleggers nog steeds van het goede sentiment op de markten, ondanks de forse waarderingen van aandelen, verwachte renteverhogingen en het snel oplopende aantal besmettingen met de nieuw ontdekte Omikron-variant van het coronavirus. De aandelen van ontwikkelde markten en beursgenoteerd vastgoed noteerden beiden een rendement van 3,5%. Opkomende markten bleven achter met 0,8%. De vastrentende waardenportefeuille noteerde een min van ruim 4% door de rentestijging. Per saldo daalde de totale portefeuille in december met ongeveer 0,4%.

Terugblik

Nieuw pensioenstelsel: de eerste verkenningen

De fondsen begonnen het jaar met een nieuw stelsel in zicht en startten met de eerste verkenningen. Op 10 mei 2021 kwam het bericht dat een en ander een jaar werd uitgesteld. Dat haalde de druk van de ketel. Niettemin moet er veel gebeuren en dat blijkt ook uit het aantal fondsen dat al aan de slag is. Uit recent onderzoek van de Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat 85% van de pensioenfondsen al begonnen is met de voorbereiding op het nieuwe stelsel. De resterende fondsen bereiden zich op een andere manier voor, omdat zij bijvoorbeeld in het huidige stelsel willen blijven of de rechten overdragen naar een andere uitvoerder. Tweederde van de fondsen verwacht de rechten in te varen in het nieuwe systeem.

Beide contracten ongeveer even populair

Ondanks de meningen van experts die de voordelen van het flexibele contract zien en dit misschien als het meest transparante en eenvoudige contract zien, zien veel fondsen ook de voordelen van het solidaire contract. Hierin kan door het opheffen van de leenrestrictie en het vormen van een solidariteitsreserve welvaartswinst behaald worden. Uit een enquête onder onze klanten blijkt dat beide contracten ongeveer even populair zijn. Grofweg 30% van de ondervraagde klanten denkt naar het solidaire contract te gaan, grofweg 40% naar het flexibele contract en de overige 30% weet het nog niet. Er lijkt dus op dit moment geen uitgesproken voorkeur voor één van de twee contracten te zijn.

 

 

Consolidatie gaat door

Uit het eerder genoemde onderzoek van DNB blijkt dat zo’n 20 procent van de fondsen verwacht te liquideren. Dat zijn fondsen met een gemiddeld vermogen van minder dan 1 miljard euro. In het nieuwe stelsel, biedt ieder fonds één van de twee contracten aan en zal het lastiger worden voor fondsen om zich te onderscheiden. De kleinere fondsen stellen zich nu al de vraag of ze de hele transitieperiode nog door willen of een andere keuze maken voor hun toekomst. Naast de overgang naar een BPF of APF komt door de hogere dekkingsgraad voor meer fondsen een buy-out in beeld. Verzekeraars verwachten komende periode meer animo voor buy-outs en bereiden zich daarop voor. Recent hebben zowel NN als Aegon het langlevenrisico voor een groot deel herverzekerd. Uit diverse berekeningen blijken echter de voordelen van invaren. “Wij zien uit onze berekeningen dat invaren loont, zoals ook in de Memorie van Toelichting gesteld wordt”, zegt Frank Driessen chief executive officer van Aon’s Wealth Solutions. “Wij verwachten daarom dat een buy-out enkel een goed alternatief is voor rijke fondsen met een risico-averse populatie. Voor andere typen fondsen is overgaan naar een andere uitvoerder waarbij de rechten uiteindelijk ingevaren worden waarschijnlijk interessanter.”

Gemis aan indexatie blijft een heikel punt

Ondanks de klinkende dekkingsgraden hebben de gepensioneerden nog geen euro extra in de portemonnee. De laatste maanden loopt de inflatie hard op; deze bereikte al een niveau van boven de 5%. De roep om indexatie is daarom onverminderd groot. Een voorstel om al eerder tot indexeren over te gaan, ligt momenteel bij de Kamer. Staatssecretaris Wiersma heeft aangegeven deze motie wel te willen uitvoeren, maar heeft het oordeel bij de Kamer neergelegd. De gepensioneerden moeten dus nog steeds wachten. Als deze motie wordt aangenomen, is het nog zeer de vraag in hoeverre fondsen daar gebruik van gaan maken. Driessen: “Pensioenfondsen zijn voorzichtig geworden met beloftes. Ze kijken naar het hele plaatje, ook naar zaken zoals compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek en de premie”. Geld uitgegeven aan indexatie kan dan niet meer voor andere doeleinden gebruikt worden. “Toch kunnen wij ons voorstellen dat sommige fondsen wel een stapje zetten om het draagvlak te behouden”, zegt Driessen. Daarnaast is het positief nieuws. Met de mooie dekkingsgraden waarmee de fondsen het jaar ingaan, komt er echt ruimte voor indexatie. BPF Bouw, als één van de vijf grote fondsen, gaat daadwerkelijk per 1 januari 2022 indexeren en indexatie komt ook voor meer gepensioneerden in beeld.

Meer buffers – evenwichtige afwegingen worden moeilijk

Al met al staan de pensioenfondsen er begin 2022 beter voor dan een jaar geleden. De discussie over het nieuwe stelsel gaat dan al snel over van wie de overschotten zijn. Wij zien uit onze berekeningen dat alleen al door overgang naar het projectierendement de uitkering met 10%-15% kan stijgen, nog los van een eventuele in te varen buffer. Toch ligt het allemaal gevoelig. Voor de actieve deelnemers kan de afschaffing van de doorsneepremie een nadeel zijn, wat gecompenseerd moet worden. Werkgevers zien natuurlijk het liefste dat dit gebeurt uit de buffers van het fonds. Dit wordt ook als compensatiebron benoemd in de stukken. De gepensioneerden zien daarentegen liever dat de aanwezige dekkingsgraadoverschotten gebruikt worden om de kapitalen te verhogen. Uiteindelijk zal het pensioenfonds tot een afgewogen evenwichtig pakket moeten komen. Ook het hanteren van een gedempte premie leidt tot discussies in de aanloop naar het nieuwe contract. Daarnaast kan een eventuele solidariteitsreserve gevuld worden. Driessen: “Eén van de grootste uitdagingen in de overgang naar het nieuwe contract wordt de verdeling van de overschotten. Dit zijn lastige discussies die weloverwogen gevoerd moeten worden. Wij adviseren de fondsen om de diverse stakeholders tijdig in het proces te betrekken om met elkaar tot een goede, evenwichtige verdeling te komen.”

Overige ontwikkelingen 2021 en vooruitblik 2022

Dalende UFR/nieuwe sterftetafel

Pensioenfondsen krijgen de verdere daling van de UFR voor hun kiezen, dus de dekkingsgraad zal daardoor wat verder teruglopen. In september 2022 wordt er weer een nieuwe sterftetafel gepubliceerd. Het Actuarieel Genootschap publiceerde in 2021 een memo waarin staat dat de huidige sterftetafel geen aanpassing behoeft als gevolg van de coronasterfte. Het is afwachten hoe dit zich in de nieuwe tafel vertaalt.

Risicopreferentie meten

Een belangrijk onderwerp op de agenda van de fondsen wordt het meten van de risicopreferentie van de deelnemers. Dit is een belangrijk aspect in de overgang naar het nieuwe stelsel. De risicopreferentie wordt een belangrijk gegeven voor de te voeren beleggingsmix naar leeftijdscohort. Juist deze vertaling – van risicohouding naar beleggingsmix – is onderwerp van veel discussie en onderzoek. Het is lastig om gedrag te vertalen naar harde cijfers. Ook is het een uitdaging om deelnemers te activeren mee te doen aan risicopreferentie-onderzoek. “Aan de andere kant biedt zo’n onderzoek ook mogelijkheden om de deelnemers te bevragen”, zegt Driessen. “Zo kunnen fondsen bijvoorbeeld vragen stellen over de contractvoorkeur van de deelnemers. Wij adviseren om met deze onderzoeken aan de slag te gaan en het zodanig aan te pakken dat het fonds ook goede inzichten verkrijgt.”

Klimaat op de agenda

Een ander actueel thema is het klimaat. Ook voor financiële instellingen wordt het steeds belangrijker om rekenschap te geven waarin belegd wordt. Het ABP heeft afgelopen jaar, onder druk van de deelnemersvereniging ‘ABP fossielvrij’, besloten geheel uit fossiele brandstoffen te gaan. PME ging ABP eerder in 2021 al voor. Dit zijn misschien wat extreme voorbeelden, maar dat duurzaamheid op de agenda staat, is duidelijk. Eerder in 2021 werd de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)van kracht. Dit houdt in dat duurzaamheidsrisico’s gerapporteerd moeten worden, in beleggingsbeslissingen geïntegreerd moeten worden en daarnaast dat het bepalen van de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico’s op het rendement moet gebeuren. Driessen: “Wij verwachten dat klimaat een prominentere plaats op de agenda’s van pensioenfondsen krijgt, als het niet vanuit wetgeving is, dan komt de druk wel vanuit de deelnemers.” Pensioenfondsen zullen ook hiermee aan de slag moeten.