Netherlands

Dekkingsgraad in juni stabiel ondanks dalende rente

 

Rotterdam, 1 juli 2019 - De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juni onveranderd gebleven op 104%. Na de daling in mei, is de rente in juni verder teruggelopen en de aandelenbeurzen noteerden positieve resultaten. Ook de beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef hierdoor in juni stabiel op 107%.

Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risk, retirement en health, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.

De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, was eind juni 107% en gelijk aan mei. Deze dekkingsgraad is hoger dan het wettelijk vereiste minimum van 104,3%, maar een aantal fondsen zit daar nog onder. De beleidsdekkingsgraad zal de komende maanden nog verder teruglopen omdat de hogere dekkingsgraden van de eerste helft van 2018 dan niet meer worden meegewogen voor dit gemiddelde. Mogelijke kortingen aan het einde van 2019 en 2020 zijn daardoor niet van de baan. Sterker nog, met de flinke keldering in mei en stabilisering in juni blijven kortingen een steeds meer realistisch scenario.

Rente gedaald, verplichtingen gestegen

In juni is de rente, na de daling in mei, verder gedaald. De rente daalde met gemiddeld 20 basispunten. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, dempte het effect van de dalende rente enigszins en bleef stabiel op 2,3%. Door de rentedaling nam de waarde van de verplichtingen per saldo met ruim 3,8% toe.

Vermogen pensioenfondsen gestegen

Het vermogen van pensioenfondsen is in juni gestegen. Gesteund door uitlatingen van de centrale banken daalde de rente en reageerde de financiële markten enthousiast op mogelijke verruiming van het monetair beleid van zowel de ECB als de FED. Alle risicovolle beleggingen stegen deze maand in waarde. De aandelen van ontwikkelde markten en opkomende markten stegen beiden ongeveer 4,0%. Credits en high yield lieten positieve resultaten zien van 1,6% respectievelijk 2,5% vanwege het dalend kredietrisico en rente. Door de gedaalde rente nam de waarde op langlopende staatsobligaties flink toe en steeg de vastrentende waardenportefeuille op totaalniveau met 3,9%. Per saldo steeg de portefeuille met 3,6% in waarde.

Kortingen niet van de baan, maar kans wel minder groot

Mogelijke kortingen aan het einde van 2019 en 2020 zijn, ondanks het pensioenakkoord, nog niet helemaal van de baan. Voor met name de grote fondsen, die met hun dekkingsgraad van 100% zitten, is dit gevaar nog niet geweken. Met het nieuwe pensioenakkoord worden de huidige kortingsregels tijdelijk herzien. Er is geen korting meer als de beleidsdekkingsgraad boven de 100% zit. Alleen fondsen die al vijf jaar te maken hebben met onderdekking en aan het eind van dit jaar een dekkingsgraad lager dan 100% hebben, moeten de pensioenen korten om op 100% dekkingsgraad te komen. Voor de metaalfondsen betekent dit naar alle waarschijnlijkheid toch een korting per eind van dit jaar, alleen zal deze korting wat minder groot zijn. Voor ABP en PFZW kan een korting afgewend worden als er nog herstel plaatsvindt in de rest van dit jaar en in 2020. Zo niet, dan lopen ook zij het risico op kortingen per eind 2020.

Pensioenakkoord

In het nieuwe pensioenakkoord zijn er twee nieuwe contractvormen mogelijk, premiecontracten met en zonder uitgebreide risicodeling. In het Pensioenakkoord is opgenomen dat het invaren, ofwel het collectief overdragen van het opgebouwde pensioen in het huidige systeem, in één van de twee nieuwe pensioencontracten zal worden gefaciliteerd.

Voor het invaren wordt een waarderingskader ontwikkeld. De uiteindelijke beslissing om al dan niet in te varen ligt bij sociale partners. Verder worden de mogelijkheden onderzocht om bestaande en nieuwe rechten in één fonds te administreren als ervoor gekozen wordt om niet in te varen.